Spreektekst Ruimtelijke spelregels zon voor in het landelijk gebied (PS-vergadering 27-6-2016)
Voorzitter,
Zoals u weet is de PVV N-H tegen windmolens, omdat deze onder andere overlast veroorzaken, het landschap vervuilen, niet rendabel zijn en huizen in de omgeving minder waard maken. Maar onze fractie is niet tegen zonne-energie, omdat wij een hoop van zojuist genoemde bezwaren bij deze energiebron niet terugzien.
In de tekst die ik vandaag uitspreek, zal ik het initiatief ENERGY PARK ZWANENBURG, ofwel EPZ, als voorbeeld gebruiken, omdat hier een aantal belangrijke elementen zichtbaar zijn, waar het provinciaal beleid volgens onze fractie op stukloopt.
Verder is dit park, dat straks in de Top-10 van grootste zonneparken in Europa komt, een mooi voorbeeldproject dat goed is voor de werkgelegenheid in deze regio. Ongeveer 20% van de investeringssom van 100 miljoen euro komt terug in de vorm van werkgelegenheid.
Initiatiefnemers voor kleinere zonneparken (oppervlakten van 5, 20 en 25 hectare) kunnen hun aanvragen voor een omgevingsvergunning bij de desbetreffende gemeenten indienen.
Echter, opstellingen voor zonneparken groter dan 25 hectare, vallen onder ’stimuleringsgebieden’. En juist deze aanvragen zijn (nog) niet mogelijk in de PRV. Die vallen onder de Rijkscoördinatieregeling. De reden hiervoor, zo viel in het Haarlems Dagblad van 21 juni 2016 te lezen, is dat de provinciale overheid ’regie’ wil houden over dergelijke grootschalige ontwikkelingen. Zo laat een woordvoerder namens gedeputeerde Van der Hoek weten:
,,Het gaat hier namelijk om initiatieven met een grote ruimtelijke impact en langere juridisch-planologische procedures door extra onderzoek. Verder zijn meerdere partijen betrokken en dat vraagt meer tijd voor afstemming.’’
En verder voorzitter, ligt EPZ in de bufferzone van Schiphol.
De bufferzones zijn op dit moment als uitsluitingsgebied opgenomen. In de bufferzones zijn zonnepanelen volgens de regels in de PRV alleen mogelijk op daken van bestaande bebouwing.
Indien een gemeente met een initiatief komt in de categorie 6C (stimuleringsgebieden) en wordt aangetoond dat deze niet in strijd is met de door de bufferzone te beschermen belangen, zijnde behoud van openheid van het landschap, dan kan er voor die gebieden mogelijk een uitzondering worden gemaakt op het verbod tot oprichting van zonneparken in de bufferzone.
Dit geldt dus ook voor de bufferzonegebieden rond Schiphol. Het is aan PS om hierover een besluit te nemen. De panelen van EPZ komen op een hoogte van maar anderhalve meter, dus die openheid lijkt mij wel gewaarborgd.
Voorzitter,
Initiatiefnemers, zoals EPZ, hebben met 3 overheden te maken:
- de gemeente (vergunningverlening);
- de provincie (omdat zij zichzelf een rol hebben gegeven bij zonneparken, bijvoorbeeld aanpassing van de PRV);
- en het Rijk (meer dan 50Mw valt onder de Rijkscoördinatieregeling).
Wanneer de minister besluit dat de Rijkscoördinatieregeling van toepassing wordt verklaard, dan zal de minister de coördinatie op zich nemen. En dat moeten we als provincie Noord-Holland niet willen, omdat we dan geen grip meer op grote initiatieven hebben.
Waarom kunnen GS van Noord-Holland dat niet doen? Het cirkeltje is dus rond. Iedereen heeft de mond vol van minder regelgeving en meer ruimte voor initiatief, maar zoals het er nu voorstaat kiezen we voor druppels i.p.v. een plas.
In het beleidsstuk van GS wordt op kosten van initiatiefnemers een enorm proces met tig te volgen stappen opgebouwd voor stimuleringsgebieden, waardoor initiatiefnemers door de bomen het bos niet meer zien. Het begint gewoon raadselachtig te worden waarom GS hebben gekozen voor de term “stimuleringsgebieden”.
Een voorbeeld voorzitter, de initiatiefnemers melden zich bij de gemeente met een goed onderbouwd plan en draagvlak in de regio maar de gemeente is niet van zins om er voor te gaan. Kunnen de initiatiefnemers zich vervolgens melden bij de provincie? Is er een escaleringsmogelijkheid?
Of sturen ze de initiatiefnemers weer naar de gemeente ,wetende wat het antwoord zal zijn (van het bekende kastje naar de muur) of trekt ze dan het initiatief naar zich toe omdat het een grote bijdrage aan het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen/positie Schiphol kan leveren?
Het liefst hebben initiatiefnemers, zoals EPZ, maar met 1 overheid te maken voor een stimuleringsproject. Dat is al lastig genoeg... Het ligt voor de hand dat de betreffende gemeente deze overheid is, want die verstrekt immers de vergunning. Als dat niet kan, dan zou GS de coördinatie naar zich toe moeten trekken.
Het traject van de vergunning (uitgebreide procedure vanwege de termijn van 25 jaar) duurt minstens 26 weken. Dat is al erg lang, maar daar valt helaas niet onderuit te komen, omdat GS de wet niet kan aanpassen. Wel kunnen wij GS verzoeken dit bij de minister aan te kaarten en verzoeken dit proces waar mogelijk te verkorten.
Wat mijn fractie graag zou zien, is dat:
• de overheden zich wat dienstbaarder opstellen richting initiatiefnemers, aangezien de ondernemers de risico's lopen en niet de overheid (alleen al de voorbereiding voor EPZ kost enkele tonnen);
• ook willen we zien dat overheden de wettelijke RO-procedures als uitgangspunt nemen, met een duidelijk begin- en eindpunt, waarbij belanghebbenden zat mogelijkheden hebben om via zienswijzen en beroep kenbaar te maken of ze een voor- of tegenstander van het project zijn;
• alle overige stappen die door GS worden voorgesteld en die in feite een herhaling van stappen betekenen, worden geschrapt;
• GS zich als katalysator opstelt en niet als rem, waardoor initiatiefnemers zo snel mogelijk het vergunningentraject kunnen doorlopen.
Dat is een invulling van de door de provincie zo geambieerde regiefunctie waar initiatiefnemers wat aan hebben. Dat betekent niet wachten op elkaar, maar gelijktijdig processen doorlopen en combineren waar het kan.
Ik dank u allen voor uw aandacht.
- Hits: 1976